Wim Swart: “Ik ben een jongeman van 80 jaar, geboren in Heerenveen”

Algemeen
Foto: Mustafa Gumussu/FPH
Foto: Mustafa Gumussu/FPH

HEERENVEEN - “Ik ben een jongeman van 80 jaar, geboren in Heerenveen”, opent Wim Swart het gesprek. 

Met een aan een Kalasjnikov grenzende snelheid diept hij data, namen, gebeurtenissen en anekdotes op uit zijn tachtig jaar oude virtuele archief, terwijl zijn intelligente ogen mij onderzoekend aankijken. Na 49 jaar huwelijk kwam deze culturele omnivoor in 2012 ‘uit de kast’ om aan een nieuw hoofdstuk van zijn leven te beginnen. Een hoofdstuk dat, zoals deze zomer bleek, naar alle waarschijnlijkheid binnen nu en niet al te lange tijd definitief wordt afgesloten. Een portret van een bijzonder mens met een ontembare passie voor kunst en cultuur.  

Wim Swart

“Ik wist van kinds af aan dat ik anders was,” blikt Wim Swart terug, “maar heb nooit de connectie gemaakt met homofilie. Ik dacht eerder aan de trauma’s die ik van de Tweede Wereldoorlog heb overgehouden. Op de basisschool wist ik al wel dat ik jongens leuker vond dan meisjes, maar homofilie was in die tijd geen onderwerp van gesprek.”

Wim Swart werd in 1941 in Heerenveen geboren aan het Stationsplein. Op zijn twaalfde ging hij naar de Rijks HBS in Leeuwarden, waar hij de B richting volgde. “Daar hadden we een fantastische geschiedenisleraar,” vertelt hij, “zodat ik geschiedenis wilde studeren. Maar mijn ouders staken daar een stokje voor. ‘Jij wilde altijd onderwijzer worden dus ga jij naar de kweekschool’. En zo geschiedde. De directeur van de HBS was des duivels: ‘Dat was ver beneden mijn niveau en had ik nooit mogen doen’.”

’s Konings Wapenrok

Na het halen van de hoofdakte, eind september 1963, viel de oproep voor militaire dienst op de mat. Swart vertelt: “Ik moest mij melden in Roermond en alsof dat nog niet ver genoeg van huis was, werden we doorgeplaatst naar de infanterie in Maastricht. Ik ben geen sportman, geen durfal, dus voor mij was dat rampzalig. Na twee maanden, waarin ik de spreekkamer van de bataljonsarts beter leerde kennen dan het exercitieterrein, werd ik overgeplaatst naar Harderwijk, waar ik een opleiding kreeg tot telefonist/telegrafist.

De blijdschap dat Harderwijk een stuk dichter bij Heerenveen was dan Maastricht werd bedorven door de overplaatsing van het hele bataljon naar La Courtine in Frankrijk. Dat was overigens een luizenbaantje, want ik zat met mijn apparatuur bij de kolonel in de jeep om de orders door te geven. En… ik deed intussen mijn uiterste best om daar weg te komen. Dat lukte toen er op de ulo (nu vmbo – red.) een docent wiskunde werd gevraagd. Uiteraard op voorwaarde dat ik mijn akte wiskunde zou halen. Daarna kon ik verkassen naar Hoorn en ben ik Nederlands gaan studeren.”

Docent op het mbo

“Via Hoorn en Drachten ben ik uiteindelijk als docent op het mbo in Heerenveen terecht gekomen. Daar heb ik meer dan 25 jaar met heel veel plezier gewerkt als leraar, coördinator en decaan. Door de fusies in die periode werd het onderwijs groter en formeler. Daar voelde ik mij niet meer ‘senang’. Gelukkig kreeg ik op mijn zestigste de kans om het loopbaan-adviescentrum in Oenemastate, daarna aan de Thorbeckestraat, op te zetten en daar heb ik mijn veertig dienstjaren volgemaakt bij het Friesland College aan de Fok.”

Uit de kast

“Na mijn pensionering had ik het gevoel dat ik lichamelijk op was en werd ik met hartklachten opgenomen in het ziekenhuis. Ik kreeg daar van mijn dochter een boek ‘De zin van ziekzijn’, waarin de auteurs Thorwald Dethlefsen en Rüdiger Dahlke ingaan op de achtergronden en filosofie van het ziek zijn. Dat lichamelijke klachten en psychische problemen zeer nauw met elkaar samenhangen, is inmiddels algemeen geaccepteerd. Maar de auteurs van deze klassieker gaan nog een stap verder en maken duidelijk dat alle ziekten verschijningsvormen zijn van één grote ziekte, namelijk het ongelukkig zijn van de mens.

Toen vielen er in één keer een heleboel stukjes op zijn plaats en ben ik na 49 jaar huwelijk uit de kast gekomen. Mijn vrouw en ik zouden wel samen door, maar we groeiden alleen maar verder uit elkaar. Van een vriend kreeg ik het advies om eens naar een weekend voor alleen mannen te gaan en heb ik bij Orpheus, homo’s in een heterosituatie, mooie weekenden meegemaakt. Ik was op mijn zeventigste weer puber, de hormonen reden een formule 1 race door mijn lijf.”

Geen seconde spijt

“Een scheiding was onvermijdelijk en dat was een donkere periode voor ons allemaal. Maar ik ben daarna wel opgeleefd; er viel iets van mij af. Na een operatie aan mijn blaas ben ik bestuurlijk actief geworden toen Heerenveen Regenbooggemeente werd. Een delegatie besloot toen ook om mee te doen aan de Canal Parade. De 70-plus boot waar ik op zat werd geadopteerd door Talpa en ik kreeg de vraag of ik mee wilde werken aan het programma van ‘Geer en Goor’ over ‘uit de kast komen’ voor het Ouderenfonds. Daar heb ik lang over nagedacht, maar achteraf heb ik er geen seconde spijt van gehad.

Ik zeg dan ook altijd tegen mensen die het moment van hun ‘coming out’ blijven uitstellen, omdat de kinderen nog thuis wonen, of omdat de familie er nog niet klaar voor is, of omdat het in het voetbalteam niet geaccepteerd wordt, dat ‘het juiste moment’ niet bestaat. Je kwetst hoe dan ook altijd mensen.”

Culturele omnivoor

“Cultuur heeft al die jaren een hoofdrol in mijn leven gespeeld. Toneelspelen begon al op de basisschool en kreeg een vervolg met cabaret en schooltoneel op de HBS (vergelijkbaar met het huidige atheneum – red.). In mijn studieperiode, naast mijn werk, werden toneel en cabaret tijdelijk geparkeerd in de coulissen. Maar in Drachten pakte ik dat weer op met schooltoneel en voorstellingen in De Lawei met door mij opgerichte amateurgezelschappen. De bakken tijd die ons dat kostte hadden we er graag voor over.

Omdat ik mijn kennis van het toneelspel wilde verbreden heb ik bij het FCAA, het Fries Centrum voor Amateurtoneel/Amateurtoanielskoalle, de driejarige cursus regie gedaan, waarbij alle facetten van het spel tot in detail aan de orde kwamen. Onder meer tijdens de lessen van dramaturg en dramadocent/regisseur Thom van der Goot, die achtereenvolgens directeur van Tryater was, van De Lawei in Drachten, en van de de Oosterpoort en de Stadsschouwburg in Groningen.”

Mini Theater Friesland

“In 1984, toen het Posthuis in Heerenveen werd verbouwd, ben ik met drie andere mensen begonnen een toneelstuk in te studeren. We hadden geen nagel om onze kont te krabben, maar konden repeteren in het schoolgebouw in Heerenveen, waar ik toen lesgaf. Jan Buchener, inmiddels al lang overleden, was toen directeur van het nieuwe Posthuis Theater en nodigde ons als gezelschap uit. Hij had de opdracht om ook het amateurtoneel een podium te geven, zodat Mini Theater Friesland ‘het huisgezelschap van het Posthuis Theater’ werd. In die periode heb ik heel veel voorstellingen gemaakt, geregisseerd en gespeeld, ook in de dorpen, waarvan in mijn beleving ‘Jan Rap en zijn maat’ naar het gelijknamige boek van Yvonne Keuls, een van de mooiste was.”

Mijn laatste stuk met het Mini Theater in het Posthuis Theater was ‘Zomerdans’, weliswaar een zwaarmoedig verhaal over onvervulde verlangens, maar waar ik enorm van heb genoten. Mijn visie is: zoek geen stuk bij de mensen, maar de mensen bij een stuk. Dat geeft je veel meer vrijheid in je repertoirekeuze. Ik ben geen regisseur die visuele en diep intellectuele ambities heeft, maar een spelers-regisseur die zijn uiterste best doet om met minimale middelen met een aantal meer en minder getalenteerde amateurs een zo goed mogelijk resultaat neer te zetten.”

Culturele prijs

“In 1983 werd voor het eerst de Culturele Prijs van de gemeente Heerenveen uitgereikt. Twee jaar later won mijn gezelschap Mini Theater Friesland die prijs. Helaas was dat initiatief geen lang leven beschoren. En zo zijn er talloze andere initiatieven om zeep geholpen. En dat vind ik jammer, want er zaten pareltjes bij. We moeten ervoor waken dat cultuur niet de sluitpost binnen onze maatschappij gaat worden. Want cultuur inspireert, verbindt en zet aan tot nadenken. Cultuur zorgt voor ontspanning, maar haalt ook talenten naar boven, prikkelt de creativiteit. En creativiteit is in deze dynamische samenleving onmisbaar. En niet te vergeten: het is voor iedereen. Ik vind dat cultuur moet worden gekoesterd door de politiek, omdat het de ziel vormt van een gemeenschap en dat besef is soms ver te zoeken.”

Het laatste hoofdstuk

Bovenstaande was slechts een zeer bescheiden bloemlezing van het palmares van Wim Swart. De XL-versie zou waarschijnlijk een boek vullen. Swart heeft de laatste tijd een belangrijk deel van zijn werkzaamheden neergelegd in verband met zijn gezondheidssituatie, maar blijft strijdbaar. De bij hem gediagnosticeerde uitgezaaide blaaskanker vreet zijn energie op.

Swart: “In mei van dit jaar kreeg ik te horen dat ik niet lang meer te leven had. In juni hebben we dus ter ere van mijn tachtigste verjaardag met de familie nog een feest georganiseerd. Angst om te sterven heb ik niet, maar ik moet in de mij resterende periode wel kwaliteit van leven hebben. Ik heb mijn eigen uitvaart al geregeld. Dat geeft mij rust.”

Terugkijkend op jouw leven?

“Ik ben trots op een aantal dingen in mijn leven. Op het Posthuis Theater met de knusse rode zaal en de mooie programmering. Op al de producties die ik in dat theater mocht maken. Op de culturele prijs van de gemeente Heerenveen die ik met het Mini Theater Friesland mocht ontvangen.

Op mijn kinderen en kleinkinderen. Op ziekenhuis Tjongerschans, waar ik helaas te vaak ben geweest. Op de mooie wijk Heerenveen-midden met wijkcentrum De Kempenaer. Op de herinrichting van dat wijkcentrum, net voordat corona uitbrak.

Op de gemeente Heerenveen die het aandurfde Regenbooggemeente te worden. Op de stichting Regenboogbelang Heerenveen en alles wat er al bereikt is. Op de Regenboogweek die dit jaar voor de tweede keer georganiseerd wordt van 11 tot 17 oktober.

Maar bovenal ben ik een Heerenvener en daar ben ik héél trots op!”

Door: Wim Walda