Natuurman Jan Oord uit Mildam: ‘De natuur draait om biodiversiteit; die balans moeten wij mensen niet uit evenwicht brengen’

Algemeen
Foto: Mustafa Gumussu/FPH
Foto: Mustafa Gumussu/FPH

MILDAM - “De natuur draait om biodiversiteit. Maar de steeds verder opdringende mensenpopulatie brengt die kwetsbare balans uit evenwicht. 

Een paar voorbeelden ter illustratie: wij hebben een hekel aan onkruid rond ons huis en bestrijden dat dan ook met veel enthousiasme met Roundup of andere chemische middelen, die en passant ook vrijwel al het ondergrondse leven vernietigen. Gevolg: mierenholen worden steeds minder talrijk, waarmee de belangrijkste voedselbron van de groene specht wordt uitgeroeid. Die zoekt zijn heil dus elders.

De zilverreiger is in de eerste decennia van de vorige eeuw vrijwel volledig uitgeroeid in Nederland omdat welgestelde dames uit de betere kringen graag de veren van het ‘prachtkleed’, met mooie franjes, van deze vogel op hun hoed zagen. Het aantal weidevogels in onze weilanden, waaronder de kievit, de grutto en de tureluur is gedecimeerd.

De populatie damherten groeit in de natuurgebieden rond Heerenveen uit zijn voegen, wordt niet zelden verkeersslachtoffer en doet zich tegoed aan de gewassen in de tuintjes van de inwoners. Allemaal signalen dat we iets niet goed doen. Niet rampzalig, want de natuur heeft een enorm zelfherstellend vermogen, maar dan moet er wel wat gebeuren.”

Aan het woord is de 57-jarige Jan Oord uit Mildam, al sinds zijn jeugd een enthousiast vogelaar en natuurliefhebber.

Jan Oord

Jan Oord, bouwjaar 1964, was één van de zeven kinderen Oord uit Oldetrijne. Later werd Wolvega hun thuis. “Achter ons huis in Oldetrijne,”steekt hij van wal, “lag een groot natuurgebied, gesitueerd langs het riviertje de Linde, en dat had een enorme aantrekkingskracht op mij. Er was zoveel te zien en te ontdekken.” Na de lagere school volgde de LTS en werd Jan bouwvakker. Jan Oord is getrouwd en heeft één dochter die hij, heel toepasselijk voor een vogelaar, Merel heeft genoemd.

Natuurvorser in de dop

“Die belangstelling voor de natuur heeft er bij mij van jongs af aan al ingezeten’, zegt Jan. ‘Vooral vogels vond ik prachtig. Ik las vogelboeken en was vaak in de bibliotheek te vinden om dingen op te zoeken. In Oldetrijne had ik veel vrijheid. In Wolvega was die vrijheid wat meer beknot, dus zocht ik die op in de natuur. Elk vrij moment was ik buiten. Je moet niet vergeten dat de tijden anders waren. Televisie was er al wel, maar veel aanbod aan programma’s had je niet. Mobiele telefoons en computers bestonden nog niet. Je moest jezelf vermaken. Dus pakte ik de fiets en reed als jochie van een jaar of zeven naar familie, die in Oldeholtpade en Oldetrijne woonde. Mijn oom had kippen, konijnen, geiten, schapen; bedenk het maar of het liep er wel rond.

Ik was enorm geïntrigeerd door de geluiden die de vogels maken. Dan zocht ik net zo lang tot ik wist welke vogel dat geluid maakte. Dat werd opgeslagen op een soort virtuele harde schijf. Als ik dat geluid later nog eens hoorde wist ik precies welke vogel het was en hoe die eruitzag. Op die manier werd de interne vogelgeluidenbibliotheek steeds uitgebreider. Als ik nu wat hoor, weet ik meteen wat het is. Ik mocht op mijn ‘expedities’ de verrekijker van mijn vader gebruiken. Van foto’s maken was toen nog geen sprake, want een goede camera met een behoorlijke telelens was veel te duur. Dat was voorbehouden aan rijke mensen en professionele fotografen. Veel later, ik was toen al getrouwd en we woonden al in Mildam, heb ik een Carl Zeiss Jena kijker gekocht waar je een digitale camera, camcorder of mobiele telefoon achter kunt zetten en begon ik ook met fotografie. Die kijker gebruik ik nog steeds.”

Natuur is elke dag weer anders

“Eigenlijk maak ik elke dag wel even een rondje door de omgeving, waarbij ik meestal meer stil sta dan fiets; luisteren, kijken, genieten van de rust. Maar in de coronaperiode was de rust meestal ver te zoeken in de omgeving van Oranjewoud. Dan leek het soms op een fietssnelweg; luidruchtige fietsers, kwekkend en geen enkele aandacht voor de natuur. En dan ook nog verbaasd zijn dat ze geen enkel hert of eekhoorntje hebben gezien.

Maar desondanks valt er een hoop te zien en te horen. De laatste jaren bijvoorbeeld komen er steeds meer ooievaars, die hier in de omgeving van Oranjewoud broeden. Dan lees ik de ringen af met mijn kijker en geef die informatie door, zodat we ook zicht krijgen op de verspreiding en de concentraties. 2021 was een bar slecht jaar voor de ooievaar, omdat er veel jongen zijn doodgegaan door het relatief natte en koude voorjaar.”

Veranderingen in de natuur?

“Wat duidelijk opvalt is dat de natuur aan het veranderen is. Zo hebben we veel minder weidevogels dan enkele decennia geleden het geval was. In de weilanden rond Oldetrijne barstte het vroeger van de kieviten, grutto’s en tureluurs. Daarvoor moet je echt de natuurgebieden opzoeken of het land van boeren die in de vorm van drasplassen een geschikt biotoop voor weidevogels proberen te creëren. Helaas is dat aantal laag, omdat alles steeds economischer moet en er rendement behaald moet worden. Zo werd er vroeger door de boeren zelf gemaaid met een maaibalk aan één kant van de tractor. Daar zat een uitklapbaar balkje aan met kettinkjes die door de volgende baan slingerden en al het ‘jonge grut’ dat daarin verscholen zat opjoeg, zodat ze niet door de ronddraaiende messen van de maaibalk wreed aan hun einde kwamen. Tegenwoordig wordt er van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat door loonbedrijven gemaaid met enorme maaicombinaties waardoor kuikens en klein wild tussen het gras geen enkele kans maken.”

Helpen we als mensen dus de wereld zelf naar de ratsmodee?

“Neen, dat vind ik een te dramatische uitspraak. De natuur heeft een enorm zelfherstellend vermogen. Daar komt bij dat steeds meer mensen in de gaten krijgen dat er iets moet gebeuren. Bijvoorbeeld ten aanzien van onkruidbestrijding. Daar werd Roundup of een ander chemisch middeltje voor gebruikt. Met als gevolg dat niet alleen het onkruid stierf, maar er en passant ook een einde werd gemaakt aan het ondergrondse leven, zoals wormen en talloze mierenholen. Aangezien mieren het favoriete maaltje zijn voor de groene specht, verdween deze ook uit onze omgeving. Tegenwoordig wordt er wat dat betreft milieubewuster gewerkt en plotseling zie je weer groene spechten opduiken en hoor je hem zijn karakteristieke lachende geluid maken.”

Natuurgebieden rond Oranjewoud

“We hebben hier in de buurt de nodige natuurgebieden, zoals bijvoorbeeld de Easterskar, zuidwestelijk van Heerenveen. Daar zitten een paar zeearenden, die hun voedsel vinden in de petgaten die zijn ontstaan door het baggeren van veen in vroeger tijden. Daarnaast is de populatie aan damherten de laatste decennia behoorlijk gegroeid. Niet tot grote vreugde van iedereen, want damherten zijn gek op de tuintjes van de bewoners. Het is een soort McDonald’s voor ze en de DHZ-vestigingen doen dan ook goede zaken met de verkoop van schapengaas om de herten buiten te houden.

In het verleden is er een roedel damherten uitgebroken uit een parkje in Oranjewoud en in de loop der decennia is die inmiddels verwilderde populatie gegroeid en heeft zich vermengd met andere roedels, zoals die uit Appelscha, waar hetzelfde is gebeurd. We zien ze hier nu regelmatig door het dorp lopen of ze strijken na het foerageren voor een paar uur neer in de ecokathedraal van Mildam, of lopen over het ijsbaanterrein. Er komen dan al gauw opmerkingen als ‘ze moeten ze allemaal afknallen’, maar dat is wel erg rigoureus.

Probleem is de steeds drukker geworden Schoterlandseweg, de belangrijkste verkeersader voor de dorpen en kernen oostelijk van Heerenveen. Die loopt dwars door enkele natuurgebieden en snijdt ze in tweeën. Er staat weliswaar aan weerszijden van de weg een hekwerkje van een meter, maar dat is voor die damherten geen enkel probleem. Er vinden op die weg dan ook regelmatig aanrijdingen plaats met overstekende herten. Een verdiepte rijbaan met ecoducten, net als op de Veluwe, zou een betere oplossing zijn. Maar dat zal wel te duur zijn.”

(Inmiddels is bekend geworden dat de provincie de populatie damherten rond Oranjewoud en Katlijk terug gaat brengen tot tachtig dieren door het overschot af te schieten – bron Leeuwarder Courant 7-7-2021 – red.).

Wolven, dassen en andere ‘nieuwkomers’

Een ander fenomeen dat de inwoners van Katlijk en Mildam bezighoudt is de komst van een of meerdere wolven, die zijn overgestoken vanuit noordelijk Duitsland naar Friesland en vervolgens zuidelijker door Nederland trekken. Met name schapenhouders maken zich grote zorgen en de kreten als ‘afknallen’ en ‘hek om Friesland’ zijn niet van de lucht. Er is zelfs al een Stichting Wolvenhek opgericht en een paar weken geleden sloeg oud-commissaris van de koningin Hans Wiegel de eerste paal voor een gigantisch hek dat de schapen moet beschermen tegen de wolf.

Jan Oord: “Ik zie dat niet zitten. Je kunt hoog springen of laag springen, maar een hek houdt die dieren echt niet tegen. Hetzelfde is gebeurd met de das, die in het verleden in Friesland ook is uitgeroeid. Ze zijn door natuurliefhebbers opnieuw uitgezet en als er voldoende voedsel voor die dieren is zal de populatie groeien. Op nog geen 300 meter van mijn huis ligt een dassenburcht en als je je heel rustig gedraagt kun je ze gewoon rond zien scharrelen. Overigens net als met de otter, die in sommige gebieden van Friesland gedijt. Voor die laatste twee soorten zijn al de nodige voorzieningen aangebracht als wildtunnels en andere oplossingen om te voorkomen dat ze verkeersslachtoffer worden. En dat zou voor de damherten en reeën ook een goede oplossing zijn.”   

De natuur heeft een eigen ritme

“Veel mensen weten niet wat hier ’s nachts allemaal rondloopt. De das bijvoorbeeld; ze praten er wel over, maar hebben er waarschijnlijk nog nooit een gezien. Tegen de schemering komen ze uit hun burcht en lopen je bijna over je voeten als je doodstil blijft staan. Er zitten nesten van bosuilen en andere dieren in dode bomen, die gelukkig nu niet meer verwijderd worden ‘omdat het zo rommelig staat’. Die vormen een bron van nieuw leven.

De natuur heeft zijn eigen ritme en kringloop, daar moeten we niet te veel aan morrelen. Je hoeft echt niet zo ver van huis om de wonderen van de natuur te aanschouwen. Maar je moet wel meer en beter kijken en minder praten.”

Door: Wim Walda