Heerenveners in het Rijksarchief: Doorzoek de schuld, geen onrecht duld!

Algemeen
Afbeelding

HEERENVEEN - In het Rijksarchief is ontzettend veel informatie te vinden over burgers uit de omgeving Heerenveen en de Stellingwerven. 

Deze informatie vertelt iets over de omstandigheden waaronder men leefde of de invloed die historische gebeurtenissen op hun leven hadden.

Op 4 februari 1825 braken de zeedijken langs de Friese kust door en kregen Heerenveen en de Stellingwerven met een ongekende ramp te maken. Het water verdween niet zomaar; dit bleek toen op 22 maart Hierophus Pheugudrou Seefat “onder de predikstoel in de kerk” werd geboren. Het gezin woonde in Nijetrijne en was gevlucht naar de kerk van Munnekeburen. De naam van het jongetje betekende zoveel als ‘mannetjesputter’ en ‘hij die voor het water vlucht’. Het jongetje zou slechts veertien jaar worden.

Op het onderwijssysteem in de grietenij Schoterland en de Stellingwerven van het jaar 1834 was nogal wat aan te merken, volgens inspecteur meester Hayo Willemsma. Sommige onderwijzers werden als derderangs of rangloos gekwalificeerd. Willemsma stak de school in Haskerdijken een helpende hand toe, omdat daar onder zeer armoedige omstandigheden les werd gegeven. De leerlingaantallen varieerden enorm: Heerenveen kende 197 leerlingen, terwijl in Nieuweschoot sprake was van slechts elf leerlingen.

Burgersociëteiten kwamen vaak voort uit exercitie-genootschappen en dienden om mensen van allerhande standen in contact te brengen met de beginselen van de democratie. Aan het einde van de negentiende eeuw kreeg men meer oog voor de armoedige omstandigheden waaronder de meeste mensen moesten leven. In 1795 werd in Heerenveen een burgersociëteit opgericht met als motto: ‘Doorzoek de schuld, geen onrecht duld’. Onder het mom van ‘het verheffen van het volk’ moest de gewone man de grondbeginselen van de democratie worden bijgebracht. Dat deze gedachte zeer serieus werd genomen blijkt uit het feit dat de bijeenkomsten vaak vier tot acht uren duurden.

De nederrecht-archieven geven een mooie inkijk op de vergrijpen die mensen pleegden, enkele honderden jaren geleden. Vaak had dit te maken met inbraak of dronkenschap. Een diefstalzaak uit 1808, opgetekend door baljuw Menno Coehoorn van Scheltinga, verhaalt van twee Haagse broers van 28 en 30 jaar. Tijdens hun lange tocht van Den Haag naar Leeuwarden hadden de twee te Kostverloren onder Terband ingebroken bij veenbaas Jan Jans de Jong. De oplettende turfmaker was beide heren gevolgd naar Akkrum, waar hij de twee inbrekers bij de lokale gerechtsdienaren had aangegeven. De claim van beide heren dat zij de zak die ze bij zich hadden ergens tussen de Schans en het tolhek hadden gevonden werd als niet geloofwaardig aangemerkt.

Tweede Wereldoorlog

Een ander verslag uit de archieven gaat over een observatie van Crackstate door het verzet tijdens de Tweede wereldoorlog. Men wilde uitvinden of een overval op de gevangenis van Crackstate tot de mogelijkheden behoorde. Voor een observatie waren slechts vijf plekken geschikt. De inwoners waren de constante angst en dreiging spuugzat. Hierdoor heeft men slechts een week lang op een locatie kunnen observeren. De conclusie was dat een overval onmogelijk was, door de constante aanwezigheid van een luchtwacht in het wachttorentje en patrouilles rondom Crackstate van zeven uur in de ochtend tot zeven uur in de avond.

Bovenstaande verhalen zijn slechts een summiere samenvatting van verhalen die terug zijn te vinden in de Rijksarchieven. Voor de doorgewinterde genealoog zijn de Rijksarchieven onontbeerlijke bronnen die moeten worden onderzocht.

Afbeelding